nlineboeking van het toegangsticket voor Machu Picchu verloopt zoals voorzien niet vlot door de gebrekkige internetverbinding. Uiteindelijk krijgt Roos toch bevestiging en we starten onze rit naar Santa Teresa. Een tocht van 208 km over de berg Malaga van 4500 meter, we doen het in twee etappes en overnachten in Ollantaytambo op een rustige camping net buiten de overvolle toeristische stad. De bergrit in de regen zorgt voor spectaculaire beelden en tegen de middag, net over de top komen we letterlijk in de wolken, het zicht is beperkt tot 50 meter maar stoppen is niet nodig. Later komen we tot onze grote verbazing in een tropische vallei, er groeien bananen, er staan palmbomen. Van Santa Maria naar Santa Teresa volgt de weg een traject op de flanken van de diepe vallei en de tsjolbak laat zien wat hij kan, gelukkig zijn er niet veel tegenliggers op dit smalle stuk en bereiken we relatief rustig onze bestemming. De camping is niet zeer geschikt voor campers maar ze geven ons toch een mooie plaats. De andere bezoekers zijn wandelaars die de Inca trail doen en daar een overnachting organiseren met de nodige muziek en feestvreugde tot diep in de nacht. Ook het sanitaire gedeelte verdient geen Michelin ster. Roos vertrekt om 6h30 met de taxi naar het spoorwegstation van Hidroelectrica voor haar bezoek aan Machu Picchu. Het treinstel is zeer comfortabel en de zichten op de omgeving zijn uniek. In Pueblo Machu Picchu rijden er geen taxi’s, enkel kruiwagens die met mankracht de hellingen op en af worden geduwd. Na enig zoeken vindt Roos het hotel waar ze een kamer heeft geboekt. Er rijden wel bussen naar de Inca stad, een lange rij wachtende toeristen staat aan de halte. Machu Picchu, de pas in 1911 herontdekte Incastad, is in alle opzichten adembenemend. Het is onvoorstelbaar dat de Inca’s in staat zijn geweest zoiets ingewikkelds, compleet met rituele baden, reeksen terrassen en complex steenwerk, op praktisch verticaal terrein te bouwen. Na heel wat klimwerk bereikt Roos een pad naar de Incabrug.
Toeristen die zich op dat pad wagen moeten zich inschrijven in een register: naam, leeftijd, en uur van vertrek. Roos bladert erin en ziet dat de oudste bezoeker 65 was. Even twijfelt ze, maar een jong Zwitsers koppel zegt dat het wel meevalt, alleen mag je geen hoogtevrees hebben. Het regent ondertussen een beetje en dat kan het pad glibberig maken. Roos’ nieuwsgierigheid wint het en ze waagt het erop. Het pad wordt geleidelijk smaller en gaat over in een richel langs een bijna loodrechte rotswand, aan de andere kant een diepe ravijn. De Inca’s moesten hier een reusachtige stenen “muur” pal tegen de rotswand aanbouwen om het pad te verbreden. In het midden lieten ze een opening vrij waar houten balken overheen werden gelegd die, indien nodig, konden worden verwijderd – een ophaalbrug avant la lettre. Terug aan het vertrekpunt moet Roos het uur van terugkomst noteren, om zeker te zijn dat niemand is gegaan en niet is teruggekomen. Na een inspannend bezoek van 4 uren besluit Roos, bij het zien van de lange rij wachtenden voor de bus, de afdaling naar het dorp te voet te doen. Dat betekent 430 m dalen langs stenen trappen, die veel van de beenspieren vergen. Eenmaal beneden is het nog 3 km stappen naar het hotel, waar ze hoopt een warme douche te kunnen nemen, ijdele hoop, er is alleen koud water. Rusten met de benen omhoog brengt enig soelaas. Ze gaat eten in een restaurant dicht in de buurt en gaat om 20h slapen. De volgende morgen wordt de douche hersteld en ietwat verkwikt gaat Roos in de regen nog een bezoek brengen aan de Pueblo, waar op verschillende plaatsen beelden uitgehouwen in granieten rotsen te bewonderen zijn. Het treinspoor loopt er middenin een drukke winkelstraat. Om 13h neemt ze de trein terug naar Hidroelectrica en van daaruit per taxi naar Santa Teresa. Bij aankomst op de camping zijn haar beenspieren pijnlijk stijf, de wraak van de Inca voor al te ondernemende bezoekers. Veel rusten is dus de boodschap we blijven nog een dag langer op de ongeschikte camping om Roos te laten bekomen. Ondertussen heeft Michel een andere betere camping gevonden die amper anderhalve kilometer verder ligt. De verhuis loopt echter vertraging op omdat we problemen hebben met de batterij van de tsjolbak. We laden op met de generator en een druppellader en verplaatsen ons naar camping Cola de Mono. Het is er fantastisch mooi en rustig, maar er zijn zeer veel kleine insecten, die venijnig bijten, dagen erna jeukt het nog. Als we daar na twee dagen willen vertrekken laat de batterij het opnieuw afweten. Per taxi wordt ons een nieuwe batterij bezorgd en ’s namiddags gaan we nog naar de thermas van Cocalmayo. Het warmste bad is 41°C. In combinatie met de koude douche is dat de remedie om de pijn in Roos’ spieren helemaal te doen verdwijnen.
Recente reacties