De kans om Bolivia te bezoeken wordt per dag kleiner maar we hopen nog steeds op een snelle verbetering. In ieder geval rijden we in de goede richting als we naar de Colca canyon rijden, een natuurwonder met een maximum diepte van 4200 meter, we doen het deze keer zeer langzaam en hopen hierdoor minder last te hebben van hoogteziekte. Het hoogterecord van de tsjolbak sneuvelt wanneer we een berg van 4850 meter overschrijden. De afdaling nadien naar de stad Chivay mag er ook wezen, we dalen op 20 km naar 2300 meter. We kamperen in de vallei met zicht op de Colca rivier en gaan naar een thermaal bad, het warmste bad heeft een temperatuur van 42 graden en dat heeft een averechts effect op Michel, die echt baadt, in plaats van fitter te worden is hij eerder uitgeput. Voor Roos is het water te heet, eventjes plonzen is voldoende, de andere baden van 38 graden zijn comfortabeler. De tocht naar het hoogste punt van de canyon is 24 kilometer lang en is verbluffend mooi. We kamperen op 3600 meter en in de late namiddag zien we in de verte condors. De canyon is bekend om de condors en de diepte die groter zou zijn dan de Grand Canyon in de Verenigde Staten. Omdat we er niet in slagen een behoorlijke foto te nemen van een vliegende condor, loopt Roos ’s morgens het pad af langs de canyon en ziet na twee kilometer een condor op een tak zitten, naderbij gekomen blijken dat er twee te
zijn die wachten op thermiek om op te vliegen. Er komt een bries en de vogels spreiden hun vleugels, die foto heeft ze dan toch. De tweede overnachting doen we aan een hotel dat op de flanken van de canyon gebouwd is, de zichten zijn schitterend. We belonen onszelf met een maaltijd in het hotel. Er brandt een haardvuur en we babbelen gezellig met twee Franse mannen en een Duitse dame van 79, die alleen reist in haar eigen wagen, een Dacia Sandero, waarin ze ook slaapt. We gaan abnormaal laat slapen, om 21.30h. De nacht is een verschrikking voor Michel, het wordt stilaan duidelijk dat hij de hoogte helemaal niet verteerd. We gaan terug t naar Arequipa, waar Roos een georganiseerde reis zal boeken naar het Titicacameer. Onderweg zien we veel watervogels op de talloze lagunes. Ondertussen horen we van andere reizigers dat de grens met Bolivië gesloten is. Jammer maar helaas, voor de tweede maal is Bolivië onbereikbaar voor ons, in januari door de regen en nu wegens gewelddadige politieke acties. Roos onderneemt de 6 uur durende reis Arequipa-Puna met een comfortabele bus en neemt een hotelkamer. ’s Morgens wordt ze opgehaald en naar de boot gebracht die het Titicacameer, het hoogste en grootste bevaarbare meer ter wereld op 3800m, opvaart. Eerst gaat het naar de op stro drijvende Uros eilanden, de bewoners moeten constant nieuw riet aanvoeren om de 50 eilandjes drijvende te houden. We krijgen veel uitleg en dan worden de souvenirs uitgespreid, alles handgemaakt, wordt met stelligheid beweerd. Dan volgt er een lange tocht naar het Amantani eiland, waar we in kleine groepjes overnachten bij families. Er wordt ons een maaltijd voorgeschoteld van quinoa soep en daarna rijst met gebakken kaas en aardappels, een normale maaltijd voor de familie. Dan beklimmen we een berg naar 4100 om de zonsondergang te bewonderen, met veel zwoegen en hijgen bereikt Roos de top, aangemoedigd door de groep. In het huis, waar Roos logeert, verblijven ook drie jonge Italiaanse mannen. ’s Avonds is er opnieuw een sobere maaltijd van maissoep, rijst en groenten en proberen Roos en de drie Italiaanse mannen, wat meer te weten te komen over het leven op het eiland. De vrouwen zijn uiterst bedreven in handwerk, de mannen werken in de moestuinen, de kinderen gaan, keurig in uniform, naar school. Er is geen stromend water, net voldoende elektriciteit om een peertje te laten branden en geen verwarming in de huizen. De temperatuur ’s nachts daalt tot iets boven 0 en Roos vreest voor een koude nacht. Maar de muren van de huizen zijn dik en er is een stapel zware dekens zodat ze toch goed slaapt. Van douchen is uiteraard geen sprake en de wc moeten we doorspoelen met een emmer water uit een ton. De volgende dag bezoeken we het eiland Taquili en maken we een mooie wandeling dwars over het eiland. Er zijn bomen en bloemen, uitzonderlijk op deze hoogte en ook de mannen lopen er in traditionele klederdracht. Voor we aan de lunch beginnen wordt er getoond hoe je shampoo kan maken van de blaadjes van een struik, een remedie tegen kaalheid. Misschien zijn er daardoor weinig kale Peruaanse mannen! Ondertussen wacht Michel wat ongerust op nieuws dat er niet komt want er is geen GSM bedekking en geen internet. Eenmaal op de terugweg met de boot kan Roos Michel bereiken. In de late namiddag is Roos terug in Puno. Na meer dan 7 uren varen op het meer heeft Roos maar een fractie ervan gezien, ongelofelijk hoe uitgestrekt het is. Roos gaat terug naar het hotel en geniet er van een warme douche. Roos doet ‘s anderendaags nog een klim naar het hoogste punt van Puno en bezoekt het interessante museum Carlos Dreyer. Opnieuw is ze vol bewondering over wat de verschillende culturen, sommige reeds lang voor Christus, konden vervaardigen. Op het Parque Pino is er permanent boekenmarkt en Roos ziet er veel exemplaren van Hitlers “Mein Kampf” in het Spaans! In de namiddag neemt ze de bus terug naar Arequipa, waar ze laat ’s avonds aankomt. Na 7 dagen op de parking van Hotel Mercedes, wil Michel weer op pad. We rijden richting Nasca, langs de bochtige en heuvelachtige kustweg. Na anderhalve maand in de bergen, zijn we blij de zee te zien. Michel heeft geen last meer van zijn sinussen, een grote opluchting. We volgen de Panamericana Nord richting Lima, een weg die we reeds in september volgden in omgekeerde richting, dwars door de kustwoestijn, met mooie stranden, maar vooral ontzettend veel zwerfvuil. Naarmate we Lima naderen wordt het verkeer drukker en drukker. We houden halt op het terrein van Touring Club Peru, een zeer beveiligde, keurig onderhouden, dure plek.
Recente reacties